Hoe lang is het nu geleden

Hoe lang is het nu geleden
en hoe gaat het met je nu?
‘Och redelijk’, ‘gaat wel’, ‘dank u’.
Wat verwacht je anders
als antwoord op mijn verdriet?
Op zo’n vraag verwacht je toch
dit antwoord … of niet?

Je zou geen raad weten als ik zei
‘Het gaat niet zo goed met mij!’
Dus zeg ik wat je wilt horen
en na drie maanden zo onderhand verwacht …
‘gaat wel’, ‘redelijk’ en produceer
daarbij een moeizame lach.
Voor mij voldoende dat ik zelf weet
Dat ’slijten’ langzaam gaat
en ik jou nooit meer vergeet!

– Gerry Odijk –

Het eerste jaar

Het eerste jaar …

Na die allerlaatste keer
komt de allereerste keer,
de eerste keer zonder
en dat doet zo’n zeer.

Al die allereerste keren
in dat allereerste jaar,
waarbij je terug denkt aan
de laatste keer met elkaar.

Ja al die eerste keren
doen een mens veel pijn,
omdat je nog zo graag wilt
maar het niet zo mag zijn.

-Hanny Otten-

De vlinder, een anekdote

Ik was een tijdschrift aan het lezen. Een heel normaal tijdschrift, zo’n twaalf in een dozijn blaadje. Lamlendig zat ik op de bank. Ik had nergens zin in en had verdriet om mijn zus. Tjee, was miste ik haar. Ik bladerde verder toen mijn oog viel op een stuk over dood gaan, gemis van dierbare. En ook over symboliek en tekens van hun zijn om ons heen.

Nu ben ik meer een bèta, een techneut, iemand met een technische achtergrond.  Als je overigens iemand vraagt van de Technische Universiteit of Industrieel Ontwerpen een technische studie is dan lachen ze je vierkant uit. Ze noemen het een knip en plak studie, een knutsel studie of zoiets. Maar dat is een hele andere discussie.

Maar goed, normaal gesproken ben ik dus helemaal niet zo spiritueel aangelegd, niet zo gelovig in een groot aangestuurd geheel waarin er meer is dan leven op aarde. Alhoewel ik het ook niet wil afschieten, gewoon  voor de zekerheid. Toch wel zo veilig, want stel dat er wel wat is… En zo niks is ook maar zo niks.

Na ja, dat dus. Dus ik begin te lezen over dat sommige mensen ervaren dat hun dierbare nog bij hen zijn en zich tonen in een bepaalde verschijningsvorm of als engeltje op hun schouder aanwezig zijn, beschermend voor grote gevaren. Niet uit te leggen maar er bestaan wel heel veel van dat soort verhalen… Het geeft in elk geval een bepaalde rust en een bepaald goed gevoel.

Lamlendig zeg ik: Nou zus, als je dan hier in de buurt bij mij bent, verschijn dan maar. Welke verschijningsvorm kies jij?”
Ik kijk wat rond in de kamer en mijn oog dwaalt naar de schuifpui waar achter onze tuin in een waterig herfstzonnetje de laatste stralen opvangt. En daar vliegt ze. Een mooie witgele vlinder. Dansend in een zuchtje wind, beschenen door de zon. Dwarrelend voor het raam. Ik zit er een tijdje met open mond naar te kijken, ik volg haar met mijn ogen. Ik durf nauwelijks te bewegen. Niet adem te halen. Bang dat ze snel al weer weg vliegt. Maar ze blijft lange tijd bij mij in onze tuin. Het gekke is het was helemaal geen vlindertijd. Ik had al tijden geen vlinders meer in de tuin gezien. En het bleef er ook op dat moment en tevens de weken daarna bij eentje. Die ene.

Hardop zeg ik dan ook: Haai Zus!
Het is niet dat ik nu geloof dat mijn zus daar rond vloog. Dat die vinder mijn zus was. Of dat als er een vlinder op mijn autoruit klapt dat zij dat dan is. Pffft, gelukkig niet zeg. Maar ergens geeft het me wel troost. Ik sta bij het zien van een vlinder weer even stil en denk bewust aan haar. En glimlach. En bij elke vlinder zeg ik nu dan ook bij mij zelf: “Haai Zus, wat leuk dat je even bij me bent.”

Druppels net verdriet

Een dikke druppel rolt langs de glasplaat.
Eenzaam rolt hij van boven naar benee.
Soms komt hij samen met een andere.
Dan worden het er toch weer twee.

Eerst, bovenaan, gaat hij nog langzaam.
Steeds sneller komt hij beneden aan.
Alsof hij weg wil rollen van het verdriet.
Gewoon weg wil .. daarvandaan.

De druppels, het zijn net tranen.
Tranen van verdriet.
En het zijn er met elkaar zó veel.
Een eind aan komen doet het niet.

– Marinka –

Die donkere decembermaanden

Photocredit: Steen Jepsen/ Pixabay

De donkere dagen van december komen er weer aan. De feestdagen van Kerst en van Oud en Nieuw. Pfft, deze voelen altijd zo dubbel voor mij.

Nu zijn dat al sowieso niet de beste dagen voor mij, die korte dagen, zo laat licht en zo snel donker, weinig daglicht, vaak ook met nat en grauw weer. Brrr. Maar ik hou ook van de gezelligheid buiten, met die lampjes in de straten, bij huizen binnen en in bomen en struiken in de tuinen. Rijkelijk versierde etalages en vrolijke liedjes in de winkels. Warmte, sfeer, gezelligheid. En ook gemis.

Warme kerstdagen

In ons gezin hebben we dat altijd al gehad. Zo lang als ik me kan herinneren hadden we hele fijne, warme kerstdagen vol sfeer en gezelligheid en werd het oudjaar feestelijke uitgeknald met de hele familie. Een mooie boom vol ballen, kaarsjes op tafel, het stalletje uitgestald, sfeervolle muziek op, om de beurt een plaat uitzoeken, een nachtelijk kerstontbijt met witte puntjes met ‘ezeltje’ (een soort doorgebakken rosbief). Mooie, fijne tradities. Echt genieten.

Maar toen

Tot het jaar waarop de vriend van mijn zus met kerst ziek werd, met oudjaar in het ziekenhuis opgenomen werd en op 13 januari op zijn verjaardag kwam te overlijden, 28 jaar oud, kanker.
De jaren van kerst ‘vieren’ daarna volgden steeds eenzelfde patroon. Het eerst jaar hebben we nog wel heel ongemakkelijk bij elkaar gezeten. Maar die stoel aan de kop van de tafel was zo leeg! Het jaar daarop zorgde mijn zus dat ze op reis was. En daarna was er steeds wel iemand uit ons gezin op de vlucht. Dan weer was mijn zus op reis, dan weer had ik een reis geboekt en ook mijn ouders waren een keer met de kerst weg.

Weer wat rust

Maar van lieverlee kwam er weer een bepaalde rust en een soort acceptatie over ons heen. Een bepaalde tevredenheid. En hadden we weer behoefte om kerst samen met elkaar te vieren. We hadden het weer gezellig, die lege stoel stond niet meer aan de kopse kant maar had wat meer een aangeschoven functie. Was wel aanwezig maar niet meer zo prominent.
Met mams en mijn zus  stonden we gezamenlijk uren in de keuken om tig-gangen-diners in elkaar te draaien. Een hobby van ons drieën. Heerlijk samen kokkerellen én bijkletsen. Onze vriendjes moesten maar aanschuiven en ook de handen uit de mouwen steken. Een fijn samen zijn.

Maar dan

Totdat mijn zus kwam te overlijden en 3 jaar later mijn mams. Kerst was weer niet meer dat gezellige familiefeest waar ik vroeger altijd zo naar uit keek.  De tafel kreeg veel teveel lege stoelen om tegen aan te gluren.
Mijn vader en ik alleen over van ons gezin. En wij samen krijgen de gezelligheid niet ingevuld, die enorme stilte niet overstemd. Het is niet meer zoals het was. Het wordt het ook niet meer. Nooit meer.
Stilte. Verdriet. Gemis.

Ik doe mijn best

Tegelijkertijd hebben wij wel een dochtertje. Die ik ook een fijne, warme kerst gunde. Met een mooi versierde kerstboom, met liedjes via spotify en natuurlijk witte puntjes met ‘ezeltje’ bij het ontbijt. (Kom niet aan mijn ezeltje! ) Ik wil haar heel graag onze tradities meegeven. Mijn beeld van een fijne, warme kerst. Vanuit mijn jeugd. Kerst zo als kerst was, vroeger. Iets om het hele jaar naar uit te kijken.

En het is fijn om samen te zijn. Ik geniet van de kerstdagen met mijn gezin. Ik probeer diezelfde kerstsfeer van uit mijn jeugd aan haar door te geven. Ik doe echt mijn best. Maar die lege stoelen blijven leeg. Het blijven dagen met een dubbel gevoel voor mij.

Glansloos zijn de dagen

Met open ogen
staar ik
in de spiegel van het verleden
naar het troosteloze heden.

Glansloos
zijn de dagen
nu jij er niet meer bent,
alles heeft zijn kleur verloren,
eenzaamheid trekt diepe sporen
in de kamers van mijn hart.

– Doris Dorné –

De duisternis achter gelaten

Ik zie geen hand voor ogen.
Wat is het donker hier.
Moet ik links, moet ik rechts?
Moet ik achteruit, moet ik vooruit?
Ik weet het niet meer.

Ik wacht en ik wacht.
Maar er verandert niets.
Nog langer wachten gaat niks veranderen.
Ik moet echt zelf iets gaan doen.
Diepe zucht.

Dan kom ik in beweging.
Ik begin te lopen.
Stap voor stap, langzaam vooruit.
Wat zie ik daar?
Is daar licht in de verte?

Kan ik deze duisternis achter me laten?
De stappen worden groter.
Steeds sneller ga ik vooruit.
Steeds zekerder gaan mijn passen.
En dan ben ik eruit.

Er is weer licht om me heen.
Mooie kleuren ook.
Geen donkere duisternis meer.
Alleen het nachtelijk zwart die de kleuren juist mooier laat zijn.
Ik leef!

– Marinka –

Knuffel, een kaartje of het bekende pannetje soep

Photocredit: Gerd Altmann via Pixabay

Iedereen kan wel eens wat hulp gebruiken. Iedereen heeft op een zeker moment wel een steuntje in de rug nodig. Behoefte aan een brede schouder, een luisterend oor, een helpende hand.

Alleen voelen

Man, wat voelde ik me alleen. Mijn zus was overleden. En niemand anders was haar zús kwijt geraakt, behalve ik. Niemand wist echt, voelde echt of begreep echt wat ik voelde en voel.

Natuurlijk mijn ouders hadden ook hun verdriet, maar zij waren allebei hun dóchter kwijt geraakt, hadden dezelfde herinneringen van haar als baby, als peuter, kleuter, puber, etc.
Natuurlijk kon ik wel met hen over haar praten, maar het waren ándere herinneringen. Niet die herinneringen die ik had met mijn zus, toen wij kind, puber of student waren. En zij wisten zeker niet over die gesprekken die wij als kinderen voerden juist over hén. En toen mijn moeder 2 jaar later ook kwam te overlijden had ik nieuw verdriet, maar nog een persoon minder waarmee ik over mijn zus kon praten.

En natuurlijk kon ik wel met de vrienden van mijn zus over haar praten. Maar ook dat was anders; andere momenten, andere levensfases, en als ‘zusje van’ was ik zeker ook niet overal bij aanwezig (geweest). En die vrienden herkenden zich vooral in elkaar met het gedeelde verdriet. Dus dat was ook anders.
Terwijl het zelfs al merkbaar was dat de vrienden van mijn zus uit haar studententijd een andere relatie met haar hadden, met andere herinneringen als de vrienden van zeg maar de laatste 3 jaar. Maar toch, zij hadden elkaar. Zij hadden allen een vriendin verloren.

Ik had natuurlijk ook mijn eigen vrienden, waarmee ik kon praten. Maar zij kenden mijn zus weer niet zo goed omdat zij ‘als grote zus van haar’ ook niet overal bij aanwezig (geweest) was.
En het leven van die vrienden ging gewoon door. Ik wilde hen ook niet steeds lastig vallen met mijn verdriet. Of ik wilde het die avond juist gezellig en luchtig houden. Even geen verdriet. En ‘gelukkig’ had ik een vriendin, die een kleine 2 weken later haar vader verloor, om mee te praten. En ook nog een vriendin die 10 jaar eerder haar moeder had verloren. En nog meer vrienden met vergelijkbare ervaringen. Maar toch, het was anders en ze kenden niet mijn zus zoals ik haar ken.

Zelfs mijn schatje en dochtertje waren geen steun in die zin om echt over het verdriet, het verlies, de rouw zelf te praten; want hij kende het fenomeen rouw nog niet, hij stond anders in relatie tot mijn zus, anders in relatie tot verdriet, rouw, verlies en zij was simpelweg nog te klein.

Rouw, verdriet, verlies, het is zo universeel en tegelijkertijd zo uniek

Man, wat voelde ik me alleen staan.
Ik weet het (nu), je alleen voelen is wat anders dan alleen zijn. Iedereen maakt verlies mee. Een open deur wellicht, maar dit inzicht alleen al heeft mij geholpen. Er zijn meerdere mensen die verdriet om haar hebben. Er zijn meerdere mensen die hun zus zijn verloren. Er zijn meerdere mensen die verdriet hebben. Ik ben daarin zeker niet alleen. Ik ben niet uniek (ook al voelt dat soms zo). Maar iedereen heeft zijn eigen manier van rouwen. In die zin is rouw universeel én uniek.

Ik weet het (nu), ik had en heb zeker wel steun. Van mijn vrienden, mijn partner, in zekere zin mijn dochtertje, mijn familie, enkele collega’s, enkele vrienden van mijn zus en zelfs coaches. Ik had dat steuntje in de rug nodig en kreeg ‘m ook. Want rouwen doe je weliswaar persoonlijk en zelf, maar wel samen en hoeft niet alleen.

Een helpende hand, een schouder om op uit te huilen, een luisterend oor, gewoon aanwezigheid, een arm om je heen, een knuffel, even oogcontact, een warme, begrijpende blik.

Steun is onontbeerlijk. En die steun hoeft niet groots en meeslepend te zijn.

Mijn zus

Er is in mij een gat geslagen
Een gat zo diep als niemand weet.
Pas na jouw dood ging ik beseffen
Hoeveel je er voor mij toe deed.

Je hoorde in mijn leven,
Was een deel van mijn identiteit.
Nu ben ik zusje zonder zus
En wie ik was die ben ik kwijt.

– Fien van Maaren –

Twinkelen

Als sterren konden spreken
Als sterren konden zien
Zou je dan vanavond
Heel eventjes misschien
Naar mij kunnen zwaaien
En twinkelen als groet
Zodat ik hier beneden weet
Daarboven gaat het je goed …

– ? –